Verzetstaart

Verzet tegen een vijand is iets van alle tijden. Het lijkt dan ook verwonderlijk dat men in Vlaanderen na de oorlog het bestaan van een verzetsbeweging zo in vraag stelde. “Was er wel verzet?” en “Hoe zag dat verzet eruit?”

Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht vielen meer dan vijfduizend doden. De vlucht van duizenden burgers verhoogde het dodensaldo met nog eens meer dan vijfduizend onschuldige mensen. Achtentwintig Genkenaren sneuvelden als militairen in de oorlogsjaren. Na de capitulatie van het Belgische Leger op 28 mei 1940 raakten duizenden jongens in Duitse krijgsgevangenschap. Uiteraard ontstond aldus een basis voor later verzet. Maar even natuurlijk was er bij het begin van de oorlog van organisatie tegen de vijand nog niet echt sprake.

De Duitsers hadden het land in een Blitzkrieg overrompeld. De tegenkrachten moesten op adem komen. Toch was er heel snel sprake van verzet: wegwijzers werden omgedraaid zodat oprukkende Duitse troepen van slag waren; RAF-tekens werden aangebracht, eerste contacten tussen verzetslui gelegd; tricolore speldjes of lintjes gaven aan dat in België mensen leefden die hun onafhankelijkheid gerespecteerd wilden zien.

We moeten echter wachten tot 1941 voor er van echte organisatie in verzetsgroepen sprake is. Na een voorzichtig aftasten ontstaan de twee voornaamste verzetsbewegingen: de Belgische Nationale Beweging (BNB) (en het Onafhankelijkheidsfront (OF).

Organisatie, groeperingen

De BNB, deels gegroeid uit de Nationale Koninklijke Beweging (NKB), een conservatieve, royalistische verzetsgroep, organiseerde zich op militaire leest, met een provinciale bevelhebber en sectoroversten. In Genk zullen echter twee onderwijzers, Martin Vrijens en Jos Schutters, de BNB leiden. Hun burgermoed bekopen ze met de dood in het concentratiekamp Mauthausen. Latere verzetsleiders als Petrus de Ceulaer, Frans Kellens en Walter Fromont overleven de aanhoudingsgolf naar Mauthausen, waarnaar achtentwintig Genkenaren in juni 1942 werden getransfereerd. Veel militairen en politiemensen die zich vernederd voelden door de Duitse bezetter, sloten aan bij de BNB, die later het Geheim Leger (GL) werd.

Dat Geheim Leger zou vooral na de successen in Normandië, aan het einde van de oorlog, de geallieerden ondersteunen. De leden meldden zich toen massaal in schuiloorden of refuges om mee te vechten tegen de nazi’s, maar het GL wou ook de bestaande infrastructuur en zeker de haven van Antwerpen zo ongehavend mogelijk uit de oorlog laten komen. 

Naast het BNB/Geheim Leger was er het Onafhankelijkheidsfront met zijn gewapende arm, de Partizanen. Deze beweging werd gedomineerd door communisten en ging vooral na de inval van de nazi’s in Rusland tot actie over. Sabotage stond daarbij centraal. In de Genkse mijnen, waar reeds in mei 1941 werd gestaakt, veranderde het parool : “Langzaam werken is goed, saboteren is beter.” Maar ook het verschaffen van inlichtingen over de vijand en de sluikpers waren belangrijk. De Partizanen voerden de terreur tegen de collaborateurs naar een hoogtepunt. Liquidaties van SS’ers en VNVers waren aan de orde van de dag. 

Naast de twee grote verzetsgroeperingen bestonden er nog inlichtingsdiensten als Luc-Marc, Clarence, Bravery, Beaver-Baton, Groep G en de onstnappingslijn voor neergestorte piloten, onder de naam Comète ofGebroken Vleugels. 

Verder maakte het verzet zich verdienstelijk door onderduikmogelijkheden te geven aan jongens, die verplicht naar Duitsland moesten gaan werken. Het zette zich ook in voor Joden en voor ontsnapte Russische krijgsgevangenen. Kortom, het verzet, in de volksmond: “de witten,” bewoog zich op heel wat terreinen. 

Nadat de verzetsorganisaties vanaf 1941 vorm kregen, waarbij het aanschaffen van wapens bijzonder belangrijk was, zorgde de vijand zelf voor “munitie”. Hatelijke decreten, zoals het verduisteren van de eigen woningen, nachtelijk uitgangsverbod en allerlei pesterijen (o.a. verbod om te dansen) leidden tot weerzin tegen de bezetter. Vooral de verplichte tewerkstelling in Duitsland zette vanaf oktober 1942 veel jongeren er toe aan om onder te duiken en zich te melden voor het verzet. De opgelegde rantsoenering, met de woekerhandel als gevolg, versterkte de afkeer tegen de Duitsers. Knorrende magen roepen verzet op.

In 1943 zag het er na smadelijke nederlagen in de Sovjet-Unie heel wat minder riant uit voor de nazi’s. In België staken de Partizanen vanaf maart 1943 een tandje bij. Sabotage van de oorlogseconomie stond daarbij centraal. De liquidatie van collaborateurs zorgde voor paniek bij “de zwarten”.

In 1944 werd de binnenlandse strijd nog opgevoerd. Een heuse burgeroorlog tekende zich af. Tijdens de bevrijdingsdagen in september meldden zich veel “weerstanders van het laatste uur”. Zo stelde Tony Lambrechts, bevelhebber van het Geheim Leger in Limburg, dat de groepering tijdens de donkere oorlogsjaren over ongeveer driehonderdvijftig mensen kon beschikken. Na de landing van de geallieerden in Normandië waren er dat zevenduizend. Na de bevrijding… zeventigduizend.

Deze “weerstanders van het laatste uur” bezorgden het verzet geen goede naam. Zij gingen zich vaak te buiten aan walgelijke vormen van zelfjustitie. Denken we maar aan het afknippen van de haren bij vrouwen die connecties hadden met de Duitsers. De treurige wijze waarop sommige verzetslui in het naoorlogse banditisme terechtkwamen, riep bij veel echte verzetslui weerzin op. Tijdens de oorlog had het verzet nogal wat overvallen op gemeentehuizen voor zijn rekening genomen: de diefstal van rantsoeneringszegels moest verzetskassen spijzen. Helaas hadden niet alle overvallers goede intenties. Het verschil tussen “mijn” en “dijn” was bij bepaalde elementen niet altijd even duidelijk. Sommige verzetslui hielden gestolen zegels achter. Hun weg naar de naoorlogse dievenbendes lag daardoor open. Een prachtig verzetshoofdstuk sloot zich niet altijd in schoonheid af. De duizenden die in concentratiekampen verdwenen, de piloten- en Jodenhelpers, de vele anonieme, al dan niet gedode verzetshelden zullen echter nooit uit ons collectief verleden verdwijnen. En hopelijk ook niet de honderddertien Genkse oorlogsslachtoffers, onder wie zestig weerstanders.

Als men achteraf de som maakt, is het onomkeerbaar: het verzet is in wezen de grootste burgerbeweging die dit land ooit gekend heeft.

Roger Rutten
Genk, 2018

Deze taart herdenkt:
De Genkse weerstand(ers) tegen de Duitse bezetter in WO II.

Ontwikkeld in samenwerking met:
Familieleden van verzetsleden.

Deze taart kan u bestellen bij:
(graag een week op voorhand)

Bakkerij Tomassen
Landwaartslaan 57, 3600 Genk - 089 35 48 65

Beschrijving:
Biscuitlaagjes, crème au beurre

Prijs:
€ 29,00 (voor ca. 6 personen)
€ 52,00 (voor ca. 12 personen)