Het landschap als inspiratie

Het Emile Van Dorenmuseum toont met vaste werken in de collectie en tijdelijke tentoonstelling de inspiratie die het landschap van de Limburgse Kempen vanaf het midden van de 19e eeuw op honderden schilders had. Uitgestrekte heidevlaktes, zompige moerassen, spiegelende vijvers en statige mastbossen domineerden het landschap toen rond 1840 de eerste schilders hun ezels opzetten. De heidecultuur was echter over zijn hoogtepunt heen: het landschap transformeerde stilaan maar de eindeloze horizon hield nog stand.
De ontdekking van steenkool in de Limburgse ondergrond in 1901 zou hier voorgoed verandering in brengen. Op korte tijd werden alleen al op Genks grondgebied drie mijnzetels opgericht: Waterschei, Winterslag en Zwartberg. De relicten van de steenkoolgeschiedenis zijn vandaag onlosmakelijk deel geworden van het landschap: de terrils, de schachtbokken en de tuinwijken. Vele landschapschilders, met Emile Van Doren en Armand Maclot voorop, zagen deze evolutie met lede ogen aan en zette zich volop in voor behoud van het landschap. 
Vandaag is Genk zowel groenste centrumstad van Vlaanderen als derde industriestad. Deze schijnbare dualiteit bepaalt in grote mate de ruimtelijke identiteit van de stad. Vanuit het Emile Van Dorenmuseum zijn we overtuigd dat dit specifieke landschap ook in de 21ste eeuw nog een inspiratiebron kan zijn voor hedendaagse kunstenaars. 
De groene longen van Genk vandaag zijn het Molenvijverpark, met het Heempark (vlakbij het Emile Van Dorenmuseum), Kattevennen met Cosmodrome en de toegangspoort naar het Nationaal Park Hoge Kempen, de bossen in en rond Bokrijk, met o.a. het Wik en De Maten, twee bijzondere natuurgebieden.