Een interessante naam in de geschiedenis van het kunstenaarsoord Genk is baron Paul de Chestret de Haneffe (1859-1942). Hij staat te boek als leerling van Joseph Coosemans, maar zat niet in zijn landschapsklas aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Mogelijk ontmoette de Chestret Coosemans in Genk en begon daar zijn leerlingschap bij de meester van het Genkse landschap.
Het meest bijzondere Genkse werk van Paul de Chestret is een sfeervol en levendig markttafereel in de omgeving van de oude Hoogstraat, pal in het centrum van Genk. We zien vermoedelijk de zogenaamde jaarmarkt. Waarom ze jaarmarkten genoemd werden is ons niet helemaal duidelijk, want bij het raadplegen van oude kranten is het duidelijk dat aan het einde van de negentiende eeuw deze markten haast maandelijks georganiseerd werden. We tonen enkele van deze krantenknipsels, die een kijk geven op de aard van de markt, waar, zo lijkt het, vooral gehandeld werd in runderen en varkens, zoals we ook uit het schilderij kunnen afleiden.
En als we in de krant Ons Vaandel van 18 december 1926 het volgende lezen:
Genck. — De maandelijksche markt, maandag alhier gehouden, werd zeer druk bezocht. Er was veel vee te koop gesteld en de handel was zeer levendig. Bijzonderlijk werden de melkkoeien duur betaald.
lijkt de journalist de markt te beschrijven die de Chestret in zijn schilderij vastlegde.
Het schilderij van het markttafereel hing jarenlang in Hôtel de la Cloche. Samen met een klein vrouwenportret van Paul de Chestret behoorde dit schilderij tot de collectie van Valérie Pholien, de Luikse landschapschilderes met wie hij bevriend was en die tijdens haar academiejaren in Genk arriveerde en er haar hart verloor aan de zoon van de uitbaters van het hotel.
Paul de Chestret had naast artistieke ambitie een sterke natuurwetenschappelijke interesse, zoals uit verschillende bronnen af te leiden is. In het tijdschrift Le Gerfault. Revue belge dornithologie dat in 1911 opgericht werd, staat zijn naam tussen deze van andere leden van het redactiecomité. Hij schreef ook verschillende bijdragen in het tijdschrift, onder andere over de vangst van een bijzonder vogel, een oranje franjepoot, door baron de Moffart in Zonhoven. Zijn wetenschappelijke interesse ging verder dan ornithologie. Een passie voor plantkunde blijkt uit de verschillende plantenspecimen die hij verzameld had en die in het herbarium van de Nationale Plantentuin van Meise bewaard worden.
En ook de insectenwereld wist hem te boeien. Zo staat te lezen in een overzicht van sprinkhanen in Limburg, geschreven door de belangrijkste amateur-natuurwetenschapper van Limburg in deze tijd, dokter Constant Bamps, dat de Chestret samen met de Hasseltse Maria en Berthe Goetsbloets op excursion entomologique trok in de Limburgse Kempen. Mogelijk gingen ze ook op insectenjacht in Genk, wie weet?
Interessant in deze is de tekening en aquarel die de Chestret maakte ter illustratie van een artikel van diezelfde dokter Bamps. In dit artikel wijdde Bamps uit over de ravage die de rupsen van de nonvlinder (Liparis monacha L.) in de zomer van 1889 aangericht hadden door de ene na de andere dennenplantage volledig kaal te vreten. Ook de Genkse dennenplantages bleven niet van deze plaag gespaard. We kunnen bovendien afleiden uit een andere tekst van Bamps dat de Chestret ook heel wat natuurwetenschappelijk veldwerk deed in Nederlands Limburg. Dit is niet zo vreemd aangezien de Chestret zelf afkomstig was van Cadier-en-Keer, ten oosten van Maastricht.