Het Emile Van Dorenmuseum legt vooral de nadruk op de vele schilders en fotografen die inspiratie vonden in Genk en zijn landschap. Maar ook tal van schrijvers lieten er zich inspireren.
De meest bekende naam is misschien wel Neel Doff (1858-1942). Ken je haar niet onder deze naam, dan heb je misschien wel ooit van villa Keetje Tippel gehoord, een statige villa die tot begin deze eeuw net buiten het centrum van Genk, de Nieuwstraat omhoog stond. De villa begon zijn leven als Chalet des Houx (verwijzend naar de vele hulststruiken in de tuin), maar kreeg later in haar leven deze naam, naar één van de meest bekende boeken van Neel Doff, het autobiografische Keetje Tippel, ooit nog verfilmd met Monique van de Ven en Rutger Hauer in de hoofdrol.
Dat Neel Doff haar leven ooit te boek stelde kan je helemaal begrijpen. Het leest ook als een roman.
Ze is geboren in 1858, in Buggenum, een dorpje nabij Roermond. Haar vader was veldwachter, haar moeder kantwerkster. Ze leefden een leven van honger en ellende (zoals ze ook beschreef in het boek Dagen van honger en ellende). Het grote gezin (er zouden in totaal 9 kinderen komen) verhuisde voortdurend. Vader was aan de drank en nam zijn gezin telkens mee, van job naar job, het hele land door. Op achtjarige leeftijd belandde Neeltje in Amsterdam, waar het talrijke gezin in één kamer samenleefde, de ene keer ergens in een kelder, dan weer op een kleine zolder. Het leven was hard en op vijftienjarige leeftijd belandde ze in de prostitutie.
Een jaar later verhuisde het gezin naar Brussel, waar haar vader aan de slag kon als trambestuurder. Maar deze verhuis bracht niet veel beterschap. Vader Doff verloor snel al weer zijn job en de ellende begon van voor af aan. Deze keer in een vreemde stad, met een vreemde taal. En Neel zag geen enkele uitweg en belandde weer eens in de prostitutie. Als bijverdienste vond ze ook een baantje als schildersmodel. Haar natuurlijke schoonheid bezorgde haar veel poseerwerk. En dit zou uiteindelijk een uitweg uit de ellende en armoede betekenen.
In 1882 ontmoette ze, vermoedelijk dankzij haar werk als schildersmodel, de twee jaar jonger Fernand Brouez, een sociaal bewogen zoon van een rijke notaris. Onder zijn hoede groeide ze van een straatmadeliefje uit tot een welbespraakte en gecultiveerde jongedame. Hij stimuleerde ook haar eerste literaire stappen, als vertaler voor het literaire tijdschrift La Société Nouvelle.
Van de donkere kelders en krappe zolderruimtes belandde Neel Doff in een klein appartementje in Sint-Joost-ten-Node. Om later een hele etage in een herenhuis in dezelfde gemeente te betrekken en tot slot terecht te komen in een huis met twee verdiepingen en een tuin in een gegoede buurt in Elsene.
Eind 1896 trouwden Brouez en Doff, toen bleek dat hij aan een ernstige ziekte leed, waarschijnlijk syfilis. Na een lange doodsstrijd overleed hij op 3 juli 1900, amper veertig. Hij liet zijn vrouw achter als een rijke, maar eenzame weduwe, vervreemd van haar familie, in onmin met de schoonfamilie en verlaten door de vrienden van haar man.
Tien maanden later echter huwde ze met Georges Serigiers, een advocaat en kunstliefhebber, die in de zijlijn ook bij het tijdschrift La Société Nouvelle betrokken was. Hier leerden ze elkaar waarschijnlijk kennen. Het was een verstandshuwelijk: Neel verzekerde zich opnieuw van sociale contacten, en Serigiers had een charmante verschijning aan zijn zijde bij zijn publieke optreden. Ze leidden een vrij onafhankelijk leven maar respecteerden, stimuleerden en steunden elkaar: hij haar, bij haar literaire bezigheden, zij hem in zijn kunstactiviteiten.
Via Serigiers belandde Neel Doff voor het eerst in Genk, eerst op hotel. Mogelijk was dit Hôtel des Artistes, van landschapschilder Emile Van Doren. Het is aannemelijk dat Serigiers en Van Doren elkaar kenden. We weten in ieder geval zeker op basis van de fotos die in de collectie van het Emile Van Dorenmuseum bewaard worden dat Fanny Van Doren, de dochter van de kunstenaar, later een intieme band krijgt met Neel Doff.
Op een foto zien we Fanny, volledig uitgedost in het wit, inclusief haar hoed, samen met Neel Doff en een onbekende vrouw aan Chalet des Houx (villa Keetje Tippel dus) staan. Een andere foto toont het drietal zittend, uitrustend mogelijk na een wandeling doorheen Genk en zijn landschap. Op enkele andere fotos die we bewaren zien we Fanny en Neel Doff samen op reis. Ze zitten samen op een boot, maar met wie, of waar naartoe weten we (voorlopig?) niet.
In 1906 kocht Serigiers aan de holle weg in Genk (vandaag de Nieuwstraat) een lap grond van 1,25 hectare en bouwde er een villa op. Een jaar later was Chalet des Houx een feit. Deze villa werd het jaarlijkse zomerverblijf voor Neel Doff, tot enkele jaren voor haar dood. En de Kempen werd een inspiratiebron voor haar boeken.
Maar niet voordat ze haar levensverhaal aan het papier toevertrouwde. In 1911 publiceerde ze haar eerste boek Jours de famine et de detresse waar ze haar jeugdherinneringen neerschreef en het alter-ego van Keetje Oldema aannam. Dit boek was een groot succes, en leidde onder andere tot een nominatie voor de prestigieuze Prix Goncourt.
In een verhalenbundel Contes farouches lezen we naast autobiografisch geïnspireerde verhalen ook de eerste teksten geïnspireerd op de Kempen. En hierin lezen we vooral een fascinatie voor de bewoners van de Kempen.
Vooral haar buren in Genk boden de nodige inspiratie en duiken regelmatig in haar verhalen op. Het betreft hier de familie Vangeneugden, die op enkele honderd meters van haar vakantievilla woonden, de berg af richting het centrum. Neel Doff had vooral een goede band met de moeder des huizes en haar dochter Maria.
Ze bleef haar hele leven nauw verbonden met de familie Vangeneugden.
Ze zag de kleine Maria opgroeien en trouwen, en deed er alles aan om het gezin te helpen, zoals zij dit juist achtte.
Zo was zij het die uiteindelijk het huwelijk mogelijk maakte van de jonge Maria. Omdat zij de oudste dochter was, weigerde haar vader zijn zegen te geven voor een huwelijk met een twee jaar oudere boerenzoon die bovengronds voor de mijn werkte, Jef Bollen genaamd.
Neel Doff betaalde de bruiloft, en verzekerde een plek om te wonen door een kamer in Chalet des Houx ter beschikking te stellen voor het jonge echtpaar.
Dit was natuurlijk ook een geschenk voor zichzelf, want zo verzekerde ze zich van een perfecte hulp in het huis, die elke ochtend de kamers schoonmaakte en het ontbijt klaarzette.
Tien weken na het huwelijk was het al prijs: Maria was zwanger van haar eerste kind.
Neel Doff beschreef in tal van brieven uitvoerig over het wedervaren van Maria, hoe ze na de dood van haar moeder terug in huis ging wonen, en voltijds voor haar jongere broertjes en zusjes moet zorgen, terwijl ze zelf aan een gezin begonnen was.
Maria takelde af, en Neel Doff moest het met lede ogen aanzien. Ontgoocheling en weerzin waren twee gevoelens die ze sindsdien niet meer kwijtraakte.
Toch bleef ze het gezin ondersteunen. Zo besloot ze op een bepaald moment te investeren in de woning van Maria, om de levenskwaliteit te vergroten.
De Kempen bleef voor Neel Doff doorheen de rest van haar literaire loopbaan een bron van inspiratie, ook in tal van kortverhalen. Maar vandaag de dag is ze vooral bekend voor een boek dat ze in 1919 en 1921 schreef onder de titels Keetje en Keetje Trottin
Tijdens de wintermaanden speelde haar leven zich af in Antwerpen, en vanaf 1921 terug in Elsene. Elke zomer zakte ze af naar haar villa. Ze kreeg ook geregeld gasten op bezoek in Genk, vaak mensen uit de literaire wereld waaronder, Jan Gresshof en zijn vrouw Aty, Franz Hellens en diens vrouw Maroussia later ook nog socioloog en policoloog Georges Goriely.
Ook had Doff zeker contact met de familie Van Doren en in het bijzonder met dochter Fanny.
In 1930 stierf Serigiers. In de dagen na zijn dood stond Fanny Van Doren de weduwe bij. De begrafenis op 25 april vond plaats in Genk en moet een ware belevenis geweest zijn voor de dorpsbewoners. Stefan Brijs beschrijft dit in zijn boek Villa Keetje Tippel uit 2001. Dit boek is een absolute aanrader en is een van de belangrijkste bronnen voor deze tekst. We citeren van pagina 76:
De nieuwsgierige dorpsbewoners verdrongen zich die ochtend voor de ramen om de mannen met hoge hoeden in hun autos te zien arriveren bij de villa op de heuvel. Ze hadden geen idee wie deze heren waren – er werd gefluisterd dat ze tot de loge behoorden-, ook al bevonden zich onder hen niet de minsten: de socialistische kamerleden Gaspard Jamar en Camille Huysmans, die in de vorige regering nog minister van Kunsten en Wetenschappen was, de Antwerpse schepen Hector Lebon en raadslid Meyers, Charles Van den Born, conservator van de bibliotheek van het Conservatorium van Brussel, Arthur Cornette, conservator van het museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, kunstschilder Hippoliet Daeye en advocaat Léon Rantz.
De villa in Genk had Serigiers in 1917 al als cadeau aan zijn echtgenote geschonken. En tot de Tweede Wereldoorlog kwam ze er jaarlijks terug.
Neel Doff was in Genk de dag dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, bij de inval van Duitsland in Polen op 1 september 1939. Het zou haar laatste zomer op het platteland van Genk zijn. Dit jaar betekende haar definitieve afscheid van Genk. Dit was zeker ook mee ingegeven door het feit dat Maria, haar vaste steun en toeverlaat telkens ze in Genk was, voorgoed zou verhuizen naar Hasselt.
Neel Doff deed er alles aan hen in Genk te houden. Ze dreigde Jef en Maria uit het testament te schrappen als ze verhuisden. De villa was aan hen beloofd. Toch ging hun verhuis door, op 13 oktober 1939. Een dag later keerde Neel Doff terug naar Brussel. En ze zou nooit meer naar Genk komen. Toen de Duitsers op 10 mei 1940 België binnenvielen, bevond Neel Doff zich nog in Brussel. Daar zocht Maria, met haar negen kinderen Neel Doff nog op. Ze bleven er overnachten. Het gezin was gevlucht naar Kortrijk. De oudste dochter van Maria en Jef, Maria Bollen, was de laatste van de familie die Neel Doff nog in levende lijve zag, in 1941. Ze lag in haar ziekenbed, met een nieraandoening.
Neel Doff stierf op 14 juli 1942.
Foto's:
- Postkaart uit de collectie van het Emile Van Dorenmuseum van Chalet des Houx, beter bekend als villa Keetje Tippel.
- Groepsfoto op terras: met links Neel Doff, een hondje op de schoot. De dame in het wit, staand, is Fanny Van Doren (collectie Emile Van Dorenmuseum).
- Groepsfoto in de heide: in het midden Neel Doff, met hondje op de schoot. De dame in het wit links is Fanny Van Doren (collectie Emile Van Dorenmuseum).
- Links Neel Doff en rechts Fanny Van Doren, op een boot (collectie Emile Van Dorenmuseum).