#24 - De lentezon straalt weer!

Een ossenspan met een Genkse boer onderweg naar het werk: dit was anderhalve eeuw geleden een dagdagelijkse scène in Genk. Het schilderij van Théodore Tscharner (1826-1906), de landschapschilder die deze scène op doek vastlegde, draagt de titel 'Matinée d'avril (Winterslag)', waardoor we ook onmiddellijke weten waar én wanneer het tafereel zich ergens afspeelde.

De lucht laat zich goed lezen als een ochtendlijk lentetafereel, van een dag die net wakker is. De berkenbomen links komen - net al vandaag - stilaan in bloei en het sappige groen gaat niet lang meer op zich laten wachten. Links herkennen we ook enkele typische jeneverbesstruiken, die indertijd welig tierden op de Genkse heide.

Théodore Tscharner zette regelmatig zijn schildersezel op in het landschap van Genk. Het oudste werk dat we van hem kennen, plaatst hem er al in 1866, met ook een ossenspan als onderwerp. Het werk dat we hier tonen dateren we wat later, zo ergens 1875/85. Zoals voor al zijn tijdgenoten was Hôtel de la Cloche zijn uitverkoren verblijfplaats. Vaak trof hij er ook zijn vrienden aan zoals Alphonse Asselbergs, Joseph Coosemans en Louise Héger.
Van deze laatste zijn heel wat brieven bewaard in het Documentatiecentrum van MSK Gent. Zo lezen we in enkele brieven uit 1876 die ze schreef aan Emilie Tscharner, zijn echtgenote, hoezeer ze zich verheugde op zijn komst:

"Ik verheug mij enorm op zijn komst : als ik de gemeenschappelijke salon binnen kom, is er nu een vriendelijke blik om me te verwelkomen."

In een volgende brief laat ze Emilie weten dat:

"Hij gaat twee keer per dag schilderen in Staelen en gaat goed om met de vermoeidheid. (...) Mijnheer Remans (de uitbater van Hôtel de la Cloche, nvdr) betreurt het dat hij geen kar heeft om hem elke morgen tot daar te brengen."

En ze vertelt haar goede vriendin ook over haar passie voor Genk en zijn landschap:

“Oh Genk, mijn dierbare Genk !
(...) Ik vertrek op zoek naar landschappen en mijn gedachten volgend … Ik geef toe dat ik hier oprecht gelukkig ben.”

Het monumentale schilderij van Tscharner belandde enkele jaren geleden in onze collectie, via een aankoop op een veiling in Luik. Het doek was bijzonder vuil. Het was bedekt met een dikke laag van roet, teer en stof. Van een fris lentetafereel was er geen sprake meer. Vermoedelijk heeft het werk meer dan een eeuw lang op dezelfde plek gehangen, in een kamer waar gerookt werd, kaarsen gebrand en het vuil zich laagje per laagje vast kon zetten op het schildersoppervlak.
Dankzij een restauratiesubsidie van Erfgoedcel Mijn-Erfgoed konden we het doek laten reinigen en door de goede zorgen van Veerle Stinckens straalt het nu zoals op de dag dat Tscharner het doek als voltooid beschouwde, door er zijn signatuur onder te zetten, zoals een schrijver een punt zet achter een zin.